Vandaag heb ik met een cliënt van bijna 12 (groep 8) redactiesommen behandeld. Ze heeft grote moeite met het aanpakken van de som. Wanneer ik haar help met het nadenken, dan is zij prima in staat om de sommen te berekenen. Het grote probleem is dus niet haar rekenvaardigheid, maar het logisch nadenken en logische conclusies trekken.

Haar moeder vertelde hoe zij daar vroeger mee geworsteld had. Ik vroeg of ze er nog steeds moeite mee heeft. Ze vertelde mij dat ze het nu als de beste kan. Blijkbaar ligt het niet aan haar intelligentie, want later kon ze het wel. Het heeft te maken met het feit of de hersenen al zo gerijpt zijn, dat het vermogen er is om deze sommen nu te maken. Blijkbaar bij haar dochter nog niet, maar dat betekent alleen dat ze het nú nog niet kan.

Zo lopen veel kinderen tegen het probleem aan, dat ze dingen op school moeten doen, waar hun hersenen op dat moment nog niet aan toe zijn. Wanneer het nú nog niet lukt, krijgen ze daarvoor een slechte beoordeling. Het gevolg is dat het kind de overtuiging krijgt dat het dat onderdeel niet kan en ook nooit zal kunnen. Wanneer het er later wel aan toe is, houdt diezelfde overtuiging hem of haar tegen om het alsnog te leren.

Het onderwijs – of is het de inspectie of de overheid? – vindt dat iemand op een bepaald moment iets moet kunnen. Er wordt een marge gegeven om boven of onder normaal te presteren, maar soms is een kind er gewoon nog niet aan toe.

Door alle beoordelingssystemen leggen wij kinderen continue naast een meetlat. Ze moeten voldoen aan dat, waarvan men zegt, dat ze dat op die leeftijd moet kunnen. Dat begon al bij het consultatiebureau. Je kind was te groot, te klein, te dik of te dun, terwijl jij dacht: “’Ik heb toch gewoon een gezond kind?”

Wie maakt zich ongerust wanneer een meisje op haar 11e al borstvorming heeft en gaat menstrueren, of wanneer ze op haar 14e nog niet zo ver is? Hier zit wel 3 jaar tussen. En zo werkt het bij de ontwikkeling van onze hersenen precies hetzelfde …

 

your_ip_is_blacklisted_by sbl.spamhaus.org