Ze zit in groep 2, laten we haar Suze noemen. Ik sprak haar moeder na een informatieavond, ze vroeg of ik eens naar haar dochter wilde kijken. Ze kende alle letters van het alfabet, maar de volgende stap naar woorden en het lezen wilde niet lukken. En dat zorgde voor frustratie bij Suze en bij moeder.
Wat me opviel bij Suze toen ze binnenkwam was dat ze zeer alert was en op allerlei geluiden reageerde. Sterker nog af en toe zat ze zelf ook geluidjes te maken en te luisteren naar de akoestiek van de ruimte waar we zaten.
Ik vroeg haar naar het alfabet en ze wist alle letters inderdaad prima te benoemen. Toen ik haar vroeg om de letters te schrijven begon ze de letters te tekenen. Tekenen is niet hetzelfde als schrijven. Als je schrijft vorm je letters in een vaste lijn, via een vaste route. Als je letters tekent kan je op een willekeurig punt van een letter beginnen en eindigen. Je kiest er zelf voor hoe je de letters tekent. Zie het als het tekenen van een huis, dat doe je ook niet in één vloeiende lijn.
Om woorden te kunnen vormen, zal je letters in een vloeiende lijn moeten kunnen schrijven om ze zo met elkaar te kunnen verbinden, dus heb ik moeder verwezen naar de app Letterschool. Een uitdagende app waarmee kinderen op een spelende manier het schrijven (in de juiste richting) van letters kunnen leren.
Toen ik doorvroeg naar Suze bleek dat ze tweeënhalf jaar niet heeft kunnen horen. Dit betekent dat ze dus ook tweeënhalf jaar de taal niet heeft kunnen waarnemen. Ze is uiteraard wel met vier jaar naar school gegaan, maar die tweeënhalf jaar achterstand loop je niet zo maar even in.
Het is mijn ervaring dat kinderen die een langere periode de Nederlandse taal niet hebben gehoord met een achterstand naar school gaan. Dit kan onder andere komen doordat ze doof of in het buitenland geboren zijn. Bij dat laatste kan je denken aan adoptie, maar bijvoorbeeld ook doordat een kind in het buitenland geboren is en er in eerste instantie voor de niet-Nederlandse taal als thuistaal gekozen is. Als je de Nederlandse taal in de eerste jaren niet hebt gehoord kan dat tot ver in groep 8 doordreunen. Ons schoolsysteem geeft precies aan wat je op welke leeftijd moet kunnen (met een marge van een paar maanden), maar het houdt geen rekening met deze omstandigheden.
Moeder vertelde dat er voor Suze een ontwikkelingsperspectiefplan (OPP) gemaakt is. Een OPP houdt in dat men op basis van de tot dan toe bekende gegevens de te verwachten uitstroombestemming en de onderbouwing daarvan weergeeft. Met een mooi woord wordt dat extrapolatie genoemd.
Voor wie meer wil weten over de zin en onzin en over de kwaliteit van extrapolatie kan eens kijken op de betreffende Wikipedia pagina. In het kort komt het op het volgende neer: Extrapolatie leidt, in tegenstelling tot interpolatie, meestal tot waarden met grotere onzekerheid, als gevolg van de vaak onbekende factoren die de voortzetting bepalen.
Even samenvattend: Suze is tweeënhalf jaar doof geweest, zit net anderhalf jaar op school en nu gaan wij in onze wijsheid op basis van haar functioneren in de klas alvast bepalen waar Suze over zesenhalf jaar uitkomt? Ze scoorde havo op het ene onderdeel, vmbo tl op een ander onderdeel, maar in het algemeen werd ze ingeschat op vmbo kader. Ik herhaal het nog maar een keer, Suze zit op dit moment in groep 2!
Dit verhaal heb ik aan een aantal mensen in het onderwijs verteld. Allen schrokken hiervan maar ze vertelden tegelijkertijd ook: “Wij moeten dit doen”. En inderdaad, ik heb het opgezocht. In het kader van de wet Passend Onderwijs moet er voor iedere leerling die extra ondersteuning krijgt een ontwikkelingsperspectief opgesteld worden, maar ik kan me niet voorstellen dat dit de bedoeling van de wet is geweest.
Ondertussen speelt Suze met geluiden en reageert af en toe anders dan van haar wordt verwacht. Ik zie het zo, rijd je met een peuter op de fiets door een fietstunneltje dan gaat het harde geluiden maken om de echo te ervaren. Ik zie Suze hetzelfde doen bij mij in de praktijk. Mij lijkt dat logisch, want toen ze twee was kon zij dat niet. Het is natuurlijk gedrag, alleen op een wat later moment dan wij normaal gesproken gewend zijn. En zo zullen er meer momenten zijn waarop Suze net even anders reageert dan van haar verwacht wordt. Maar dat een leerkracht zich tegen de ouders laat ontvallen dat ze er verstandig aan zouden doen om Suze te laten testen op autisme is toch wel heel erg wrang en ongepast.
Het hele leerlingvolgsysteem is voor kinderen die om welke reden dan ook achterstand hebben opgelopen funest. School weet vanuit het systeem niet meer hoe ze deze kinderen verder moet helpen, dus vindt verwijzing plaats naar een ander niveau, in dit geval het speciaal basisonderwijs. Dit terwijl Suze qua verstandelijk vermogen daar niet thuis hoort, maar last heeft van de achterstand die ze heeft opgelopen door tweeënhalf jaar doof te zijn geweest.
 
Wim Bouman
Beste M. Schuit,
Tja, wat moet je dan.
Het leerlingvolgsysteem is gebaseerd op ‘normaal’ functionerende kinderen.
In bovenstaande situaties zitten kinderen in de knel met het systeem.
‘Meten is weten’ wordt er gezegd. Ik zou liever zeggen; ‘Weten vraagt meer dan meten’
Men zou kinderen moeten kunnen loskoppelen van het systeem.
Maar misschien komt er iemand die gewoon het leerlingvolgsysteem afschaft en de verantwoordelijkheid weer bij de leerkracht neerlegt. De leerkrachten het vertrouwen geven om hun eigen observaties te doen. Dit zorgt ervoor dat leerkrachten weer tijd krijgen om meer naar het kind te kijken.
M. Schuit
Helemaal mee eens, maar wat ik me nog afvraag; wat zou er dan nu wél moeten gebeuren?